Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want ziet, Ik [37]geef bevel, en Ik zal het huis Israels onder al de heidenen schudden, gelijk als [zaad] geschud wordt in een [38]zeef; [39]en niet een [40]steentje zal er ter aarde vallen. 37. Zie hfdst.6 vs.11. 38. Of, wan. 39. Of, maar, doch. 40. Dat is, niets dat enige zwaarte heeft, maar alleen het lichte kaf. De gelijkenis wordt genomen van de steentjes, die altemet onder het koren gevonden worden. Anders: graantje; alsof de Heere zeide: Ik zal hen altemaal schudden, daar zal niemand ontgaan, maar Ik zal het door mijne voorzienigheid alzo regeren, dat er niet een van mijne uitverkorenen [vergeleken bij tarwe] zal verloren gaan.